Mag ik wat ruimte voor mezelf?

Wat de onlangs ingevoerde AVG, algemene verordening gegevensbescherming, misschien wel duidelijk maakt, is dat we zoeken naar een manier om in een sociale context om te gaan met onze privacy. Onze sociale habitat is zo veranderd door het enorme groeipotentieel van het gedigitaliseerde dataverkeer, dat aanpassing van de uit 1995 stammende databeschermingsrichtlijn blijkbaar onvermijdelijk was. Facebook, Google en consorten zijn de afgelopen jaren zo doorgeschoten in het verhandelen van onze persoonlijke gegevens dat een tegenreactie onvermijdelijk was.

Privacy is altijd al een item geweest, lang voordat we het zo noemden. Het gaat om de ruimte die we nodig hebben in relatie tot de ander. Om dat wat die ander van ons weet, mag weten of net níet mag weten. Wat mogen we voor onszelf houden, wat hoeven we niet per sé te delen? Zelfs als de groepscultuur dat van ons vraagt.

Privacy zou geen issue zijn als er geen verschillende belangen zouden spelen. Een tegenkracht wordt gevormd door het belang van de groep of het systeem om informatie van ons te krijgen die voor het functioneren van die groep of dat systeem nodig en zelfs noodzakelijk is. Maar ja, wie bepaalt dat?

Enige tijd geleden heb ik gewerkt met een team binnen een organisatie dat werkzaam is in een markt waarbij het wel of niet hebben van relevante persoonsgegevens het verschil maakt tussen winst of verlies. Deze organisatie opereert in een heel gevoelige markt.

Deze gevoeligheid maakt dat de organisatie en daarmee het team in een enorme spagaat terechtkomen. Enerzijds wroeten ze in de markt om steeds meer relevante klantgegevens te achterhalen, anderzijds moeten ze omwille van die concurrentie-gevoeligheid hun medewerkers allerlei geheimhoudingsregels opleggen. Dit schisma zie je ook terug in het team. Enerzijds zoeken naar informatie, anderzijds beschermen ze diezelfde informatie als een leeuw.

Het gevolg in het team is dat er onderlinge terughoudendheid en wantrouwen is. Alle medewerkers doen wel degelijk hun best om zich open te stellen naar elkaar, maar echt lukken wil dat niet. De openheid die nodig is om het team te laten groeien wordt daarmee een schertsvertoning. Ze zitten letterlijk gevangen in hun eigen concept.

Privacy en openheid zijn de twee polariteiten in sociale verbanden. Iedere organisatie, ieder team heeft zo haar eigen cultuur waarin de eigen ruimte van het individu in relatie tot het belang van het team en of de organisatie beschermd of net onder druk wordt gezet. Wat mij betreft is dat geen enkel probleem omdat dit in de kern altijd zo zal gaan in sociale systemen. We zijn gewoon sociale dieren in een kudde, waarbij de kudde zichzelf beschermt door de ruimte die het geeft aan het individu.

Zolang we niet geregeerd worden door een bedrijfscultuur waarin afwijking afwijzing betekent, kunnen we vanuit begrip voor het systeem en respect voor het individu privacy in een goede dialoog bespreekbaar maken. Die ruimte is er altijd.

Reacties

Plaats een reactie